“Ah, look at all the lonely people
Where do they all come from?
Ah look at all the lonely people
Where do they all belong?” (‘Eleanor Rigby’, Lennon/McCartney)
‘Maybe, if they’d put a gun to my head, I would be able to write a happy song. But the melancholy ones have always appealed to me more.’ (Meindert Inderwisch)
Het verhaal achter dit album is het vermelden waard en hopelijk kun je er de aandacht voor opbrengen om het te lezen. Natuurlijk ‘spreken de liedjes voor zich’, maar wat toegevoegde nuances verrijken de inhoud van het geheel wellicht.
Zeventien nummers schreef ik die o.m. de onvoorstelbare pijn beschreven die ik moest verdragen toen mijn vrouw Frederike (die prachtig zingt op dit ‘project’) bij mij wegging en ons kindje met zich meenam. Ik was ‘veroordeeld’ tot hetzelfde ondraaglijke gevoel van verlies dat ik had ervaren toen mijn vader, op mijn zevende levensjaar, dood neerviel op het voetbalveld en mijn moeder een jaar lang zowel lichamelijk als emotioneel ontoegankelijk was. Ik dwong mijzelf (als kind en nu als volwassene) om me een structuur eigen te maken die me bij de waanzin weghield, zodat ik niet zou desintegreren (decompensatie, depersonalisatie). Als geblesseerde volwassen man deed ik dat o.a. door iedere morgen, zodra het zwembad open was, veertig baantjes te trekken, vervolgens boodschappen te doen bij de supermarkt, mijn dagboek bij te houden, lange wandelingen te maken met mijn fotocamera bij de hand om vast te leggen wat ik voelde. Een soort referentiekader in mijn machteloosheid. Een aantal van die foto’s kun je terugzien in het boekje dat deze CD vergezelt. Mijzelf bezighouden met de camera had als ander voordeel dat ik tijdelijk mijn focus kon verleggen, omdat alles in mij kermde (de pijn was er altijd als een soort basisnoot van mijn bestaan) en wandelen zonder doel maakte mij tot een prooi van de lege hemel en de open velden. Mensen die weten wat verlies betekent zullen begrijpen wat ik bedoel. Ik had een jaar vrij genomen om aan mijn vijfde boek te werken, maar het voelde alsof ik niets te vertellen had.
Wat ik echter wel kon, was liedjes schrijven. Eerst stukje bij beetje, in fragmenten, beperkte akkoordenopeenvolgingen, zinnen die uit dezelfde bron voortkwamen waaruit ik put wanneer ik mijn poëzie schrijf: een plekje net boven mijn hoofd. Wanneer ik spring, vang ik soms een woord dat zich natuurlijk voegt naar de andere woorden. Langzaam, maar zeker plaatste ik de stukjes bij elkaar die nu te beluisteren zijn in hun afgeronde vorm. Ik vroeg de beste en meest gevoelige muzikanten mij te helpen om mijn liedjes vast te leggen zoals ik me deze had voorgesteld. Op basgitaar mijn oude vriend, virtuoos Kees den Hoed en op slagwerk zijn muzikale wederhelft bij de band van Rob de Nijs: de onnavolgbare Han Wouters. De gitaristen die hun specifieke bijdragen leverden waren Leo van de Ketterij (in de gouden tijd door Robbie van Leeuwen bij Shocking Blue ingelijfd) die alle basispartijen genuanceerd, vlekkeloos en zonder een noot te veel, inspeelde, Jan de Bruijn als de man van de ‘blue notes’ (zie Youtube) en ‘last but definitely not least’ Chris Peeters die als lead gitarist van de DSL band het genoegen had ervaren om gaststerren als Emmylou Harris, Joe Cocker, Peter Green en Bryan Ferry te begeleiden voor de Belgische televisie. Chris is o.m. degene die de solo speelt op Mr. Blue Sky (https://www.youtube.com/watch?v=uCsvIE_sbGE ) en een oprecht bescheiden, intuïtieve meester op zijn instrument met wie ik een moeiteloze verbinding heb en die op de eerste Deep Green Suites CD (The bluest of sounds) alle gitaren voor zijn rekening nam. Terwijl ik dit schrijf, werkt hij tijdens de Covid lockdown thuis nog verder aan zijn sublieme partijen en stuurt die naar ons in de studio. Hij is zeer zeker een engel. Op toetsen Ad Moelands (Angel de luxe), een fantastische muzikant met een ziel die lijkt op de mijne als het bijvoorbeeld om muziek gaat. Hij ‘leest’ mijn creativiteit, mijn voorkeur en heeft geleerd dat mijn eigenaardigheden als buitenstaander in de wereld van beroepsmusici (en academisch geschoolde muzikanten) kunnen leiden tot schijnbaar onmogelijke ‘vondsten’ die tenslotte toch blijken te kloppen. Wij blijven elkaar prettig verbazen. Ik ben hem veel verschuldigd (dat vindt hij niet), omdat zijn geloof in mijn liedjes en de tientallen dingen die hij achter de schermen voor mij regelt, doorslaggevend zijn geweest en we hadden mijn vriend Paskal Jakobsen (zanger en gitarist van Bløf) die zijn kostbare tijd vrijmaakte en de basistracks voor bijna alle liedjes opnam in zijn ruime privé-studio. Hij was van grote waarde als inspirator en coach bij het inzingen van de liedjes en was niet te beroerd om zelf hier en daar ook backing vocals te verzorgen die, vind ik, heel mooi kleuren bij Frederikes stem.
Terwijl ik aan het sparen was voor de volgende reeks sessies (mijn budget heeft altijd bestaan uit wat ik met mijn werk als therapeut verdien en met wat het spelen met mijn band ‘Straight Johns’ opleverde), sloeg het noodlot toe. Paskal had al zijn moed verzameld om mij – zijn vriend – te vertellen dat de opnames zoek waren geraakt. Hij had zich suf gezocht en voelde zich heel erg bezwaard. Als muzikant en componist wist hij als geen ander hoe verwoestend een dergelijk verlies kan zijn voor het creatieve proces. Ik kon het hem werkelijk niet kwalijk nemen. Zijn studio stond altijd open voor zijn muzikale kennissen en een ongeluk zit in een klein hoekje wanneer iedereen op dezelfde apparatuur werkt. Ondertussen had mijn voormalige echtgenote en moeder van onze dochter Zoë een nieuwe liefde ontmoet. Deze man was er niet blij mee dat Frederike mijn liedjes had ingezongen. Frederikes eerste ambitie is haar toewijding aan het gezinsleven. Met een stem en schoonheid als de hare had ze, zo is mijn stellige overtuiging, de ‘top’ kunnen halen, maar waarschijnlijk is het verkieslijk om een werkelijk doel te hebben in dit bestaan, wat dat doel ook moge zijn.
Vijftien jaar gingen voorbij in de gebruikelijke verdwazing van het leven. Ik kon niet in de buurt van mijn liedjes komen. Te veel verlies.
Het bestaan begon mij door de vingers te glippen. Zoë had enorm geleden onder de scheiding en was erg breekbaar en onzeker geworden. Geen schim van het levenslustige, ondernemende kindje dat ik kende en dat kennelijk was ondergedoken in haar wezen. Zelf had ik zoveel klappen opgelopen (ik heb het nu niet over het verlies van de opnames) dat ik een ‘major depression’ kreeg. Een deel van mij – mijn ratio dit keer – dwong me om mijzelf onder behandeling te stellen. De wereld van therapeuten wordt voornamelijk bevolkt door mensen die niet bekwaam zijn. Ik had het fortuin om een hele goede psychotherapeut toegewezen te krijgen. Wat een zegen was dat (Thomas Smit dank je voor je vakmanschap en wie je als mens bent). Na een jaar waarbij ik wekelijks een sessie had en mijn depressie (en wat deze op meerdere momenten had veroorzaakt) ‘doorwerkte’, begon ik ‘verse gevoelens’ te ervaren op zo’n pure en bijna onthutsende manier dat ik af en toe naar adem moest happen. Inmiddels waren er vele jaren verstreken sinds ik voor het laatst een gitaar had aangeraakt of naar muziek had kunnen luisteren. Ik verdroeg dat waar ik zo van hield nog geen seconde. Maar een nieuw soort beleven van verdriet en vreugde, woede en liefde vielen mij uiteindelijk ten deel en baanden de weg voor oude en nieuwe essenties. Alsof ik vrij werd om mens te zijn.
Langzaam aan viel het me op dat ik af een toe even aan het fluiten was. Voor mij een teken van herstel. Ik pakte weer naar mijn gitaar en speelde wat akkoorden. Een beetje bevreesd dat ik alles opnieuw zou moeten leren en over een dergelijke hartstocht kon ik als breekbaar herstellend organisme niet beschikken. En toen: een magisch moment! Bij het opruimen van mijn huis (een ander teken van herstel) stuitte ik op een ‘tussenmix’ die Paskal voor mij op CD had gezet. Bas, drums, piano, gitaar en alle zang. De hele basis intact. Ofschoon de sporen waren gemixt en niet meer afzonderlijk konden worden gebruikt, had Paskal de boel zo goed in balans gebracht dat ik Ad Moelands belde. Hij stelde voor om met de tussenmix naar zijn studio te komen om te zien wat we konden redden. En dat bleek heel veel te zijn. Wanneer je door de hel gaat, zal je engelen tegenkomen. Je zult aanvankelijk misschien niet in staat zijn ze te zien. Er is geen onmiddellijke oplossing. Als je uit de duisternis komt, moeten je ogen wennen aan het licht, maar deze ‘engelen’ speelden een belangrijke rol in het keren van mijn geluk. Muzikanten kwamen tevoorschijn die wisten van mijn worsteling en zij speelden - zonder enige vergoeding te vragen - prachtige partijen in op de basis die we hadden. Mensen die ik nog nooit had ontmoet waren meer dan enthousiast over mijn liedjes. Ad, met name, drong erop aan dat ik de muziek niet alleen op CD zou zetten voor mijn privécollectie, maar dat ik er de baan mee zou opgaan en Chris zei me dat hij mijn muziek altijd serieus had genomen (net als Kees den Hoed). Drie kanjers die zo hoog aangeschreven stonden bij mij. Als vaderloos kind ben ik gevoelig voor die dingen.
Ik hoop oprecht dat jullie (of sommigen van jullie) het eens zijn met alle mensen die inmiddels betrokken zijn bij dit project: dat deze liedjes het beluisteren waard zijn. Misschien zijn ze het laatste deel van mijn erfenis, misschien vind ik weer de bezieling om een nieuwe reeks te schrijven.
Vijfentwintig jaar na de scheiding, vijfenvijftig jaar na mijn vaders dood, achtentwintig jaar na de geboorte van mijn dochterwolkje Zoë, geeft deze toewijding aan wat leek te slapen in mijn onderbewustzijn nu sluiting aan een van de taaiste periodes in mijn leven. Het creatieve proces heeft me – naar mijn mening – in staat gesteld iets moois te maken uit pijn. Pijn die daardoor een doel gediend heeft. Margareta Magnusson heeft een mooi werkje over soortgelijke zaken geschreven: ‘Opruimen voor je doodgaat’ met als ondertitel ‘De edele Zweedse kunst vanDöstädnung'.Ik raad het iedereen aan die een frisse, nieuwe start wil maken, ongeacht de levensfase waarin je verkeert.
Dit album draag ik, net als het vorige (zie website), op aan ‘onze’ dochter Zoë.
Frederike zingt ‘Sunshine girl’ en ik zing ‘Chocolate guitar’ voor ons kind dat beeldschoon en wijs is. Al het andere is water onder de brug.
Dank je voor het lezen van dit alles.
Meindert Inderwisch
Meeste vocalen: Frederike van Veeren
Sommige vocalen: Meindert Inderwisch
Alle toetsen: Ad Moelands
Basgitaar: Kees den Hoed
Slagwerk: Han Wouters
Gitaren: Chris Peeters, Leo van de Ketterij, Jan de Bruijn, Meindert Inderwisch
Saxofoon: de uitzonderlijk getalenteerde Naomi Adriaansz
Oboe d’amore: Wim van de Kar
Achtergrondzang: Paskal Jakobsen, Debby Luyten, Ad Moelands, Frederike van Veeren, Meindert Inderwisch
Percussion: Ad Moelands, Meindert Inderwisch
Alle liedjes geschreven en geproduceerd door Meindert Inderwisch, behalve ‘Living with strangers’,
geproduceerd door Ad Moelands & Meindert Inderwisch
‘Worlds apart ': geschreven door Paskal Jakobsen & Meindert Inderwisch
Al het ‘Art work’: ‘Engel’ Mieke de Bruijn (https://miekdesigns.nl)
Meeste fotografie: Meindert Inderwisch
Basistracks: alle opnames en mixen door Paskal Jakobsen in zijn privé-studio , met uitzondering van ‘Living with strangers’, opgenomen bij Ad Moelands.
Bij de tweede ronde alle opnames, fijnafstemming, ‘reparaties’ én de toevoeging van zijn virtuositeit als musicus: Ad Moelands in zijn ID-CD studio.
Eindmixen: Ad Moelands, Meindert Inderwisch
Mastering: Tom Verkooijen Music Mind.Nl
Drukwerk boekje: Karlmarxfactory@gmail.com